Niet voor niets is de slogan van Beeld en Geluid “dé plek waar media samenkomen”. Beeld en Geluid staat namelijk voor een ultiem voorbeeld van een digitaal ecosysteem. Deze stelling heeft natuurlijk betrekking op het bij elkaar komen van een diversiteit van media zoals televisie, radio, streaming, videogames, geschreven pers, politieke prenten, gifjes, websites, en nog veel meer. Grote diversiteit dus; net als in een ecosysteem. En toch doet deze beschrijving geen recht aan de diepgang van dit ecosysteem. Om daar helderheid in te krijgen, moeten we wat dieper in de materie duiken en verder teruggaan in de geschiedenis.
Ons Nederlandse medialandschap is tot stand gekomen zoals heel Nederland tot stand is gekomen: door een variatie aan samenwerkingsvormen die passend waren voor de tijd en de uitdagingen waar men voor stond (variërend van ongeorganiseerd, tot republiek, tot koninkrijk). In de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw ontstond Neerlands medialandschap in een omgeving van volledige verzuiling. In 1930 werd het radioreglement opgesteld; machtigingen aan omroeporganisaties worden slechts verleend wanneer deze kunnen aantonen dat zij een eigen stroming in de maatschappij vertegenwoordigen.
Abusievelijk spreken we wel eens over een verzuild medialandschap, maar het was natuurlijk een verzuild Nederland. Een Nederland met een centraal aangestuurd bestel met veel ruimte voor content providers met kenmerkende diversiteit in achtergrond, bleef decennialang de beste manier om samen- en tegenwerking te voorzien van vorm, kanaal en inhoud. Concurrentie bestond formeel nog niet, maar je politieke voorkeur of religieuze achtergrond bepaalde toch grotendeels welke omroep je beluisterde. In de kroeg of langs de lijn werd daarover gediscussieerd (hoezo geen concurrentie). Begin jaren 50 zette de vorm van het bestel zich door op een nieuw medium: de televisie. De nieuwe techniek deed niets af aan de vorm en structuur van samenwerking, want de samenleving was in essentie niet anders. Voor de zendtijdverdeling werd de NTS in het leven geroepen. In de eerste televisienota werd geregeld dat de omroepverenigingen slechts binnen het samenwerkingsverband van de NTS gerechtigd waren uitzendingen te verrichten.
Nederland veranderde en dat gaf nieuwe behoeften, belangen en culturele uitingen die niet werden ondervangen door het bestaande mediabestel. En dus veranderde dit ecosysteem onder druk van onder andere dat ene schip op zee van Veronica. Waar voorheen verzuiling de vorm van het ecosysteem bepaalde, was het nu de tijd voor commerciële krachten om invulling te geven aan samen- en tegenwerking in het bestel.
Ikzelf zal nooit vergeten hoe KNVB voorzitter Jos Staatsen in 1996 de nieuwe zender Sport 7 aankondigde: “we gaan iets nieuws doen”. Hij wist niet hoe historisch ongelijk hij zou krijgen. Niet zozeer omdat Sport 7 geen lang leven meer beschoren zou zijn, maar omdat de essentie van het bestel nooit anders is geworden: een ecosysteem past zich immers aan naar haar participanten, naar hun behoeften, krachten, talenten, aanpassingsvermogen. Dat is wat een ecosysteem doet. De samenwerking binnen het ecosysteem van het medialandschap is vandaag de dag van overvloedige rijkdom: publieke en commerciële omroepen, vele mediakanalen, meer zenders dan ooit tevoren, waakhonden en autoriteiten, lobbyisten en reclamemakers, creatievelingen en commercianten; alles een weerspiegeling van de rijkdom van onze Nederlandse maatschappij met al zijn wensen, behoeften en uitingen. Een prachtig ecosysteem.