Uit de deelnemersenquête van het DEI jaarcongres bleek dat het publiek de grootste waardering had voor de bijdragen van Oscar van Veen (Havenbedrijf Rotterdam) en Menno Schilthuizen (Naturalis). Waar ik in de aanloop naar het congres nog een blog schreef met de titel “komt een futuroloog in de haven”, lijkt de cirkel rond met een blog met de titel “vertrekt een ecoloog uit de haven”.
De vraag die mij bezighoudt is “wat maakt nou dat een ecoloog en een haven innovatiedirecteur zo’n hoge waardering scoren bij ons publiek?”. Iedereen mag natuurlijk voor zichzelf een antwoord bedenken op die vraag. Maar mijn eigen favoriete antwoord formuleert zich rondom de centrale inzet van het congres: het dansen van een (digitale) zwerm.
Menno nam ons mee in de ecologische wereld van producenten, consumenten en reducenten. Hij besteedde daarbij aandacht aan ieders rol, en met name ieders rol in relatie tot de “laag” waarin ieder zijn bestaansrecht vindt. Ik vond het een openbaring om te horen hoeveel energie wordt verloren bij de transitie van iedere laag “naar boven”: 85%. Dat 85% energieverlies zet me aan het denken over hoe blij je moet zijn om “bovenin de voedselketen” te zitten. Enerzijds geeft die positie wellicht een gevoel van macht als grootste, de dienst uitmakende kracht. Anderzijds bekroop mij het gevoel van kwetsbaarheid, oftewel de enorme afhankelijkheid die je daar bovenin als grootste hebt van alles wat er onder je gebeurt. En dat dan nog gecombineerd met het beperkte besef dat je daar zo afhankelijk van bent. Ik voelde me er eerder klein van worden dan groot.
En dan Oscar, die heel bewust met het havenbedrijf heeft gekozen om juist niet de grootste te willen zijn, maar de slimste. Dat niet de grootste willen zijn kan ik wel begrijpen, in deze concurrerende business wereld zou je wel eens 85% van je energie kunnen verliezen aan het bereiken van dat hoogste ideaal van “de grootste” willen zijn. De grootste willen zijn, laat alle ogen op je gericht zijn, laat alle stakeholders naar jou kijken. Onder het motto “adel verplicht”, verwacht de hele wereld van alles van je, terwijl je ondertussen je concurrenten van je af moet slaan. Dat alles levert misschien eerder afleiding van je eigenlijke doel, dan dat het daaraan een bijdrage levert. En dan nog die afhankelijkheid van alles wat er “onder” je gebeurt. Om zelf gezond te blijven, moet iedereen in de lagen onder je ook gezond blijven. En dat is in deze hoog dynamische maatschappij niet vanzelfsprekend. Dus om te borgen dat het “daaronder” goed blijft gaan, zou je daarvoor zelf ook nog eens moeten zorgen. En daar gaat dat laatste restje energie.
Dus vind ik het heel begrijpelijk dat het publiek de bijdragen van Oscar en Menno het meest inspirerend vond. Dit duo heeft veel meer met elkaar te maken dan op het eerste gezicht lijkt. Ieder geven ze een beeld van hun eigen wereld, en samen geven ze een oplossingsrichting voor welke rol je het beste aan kan meten om relevant en duurzaam succesvol te blijven. En dat is niet de grootste willen zijn.
Dat is mijn antwoord op de vraag…… en wat is uw antwoord?