Even geleden mocht ik kennis maken met Jan van Selm, directeur van DOVA; een man met visie, heldere aanpak, grote vastberadenheid en dat alles gevoed door passie. Passie voor een openbaar vervoer product in Nederland dat een significante bijdrage kan leveren aan de mobiliteit in Nederland. Jan verzorgde afgelopen maart de jaarlijkse TransiRede (de troonrede voor het OV) en riep daarin op om in de troonrede een passage op te nemen:
“Openbaar Vervoer is een voorwaarde om vele grote maatschappelijke opgaven tegemoet te treden: ruimte en wonen, klimaat en stikstof, armoedebestrijding, brede welvaartsspreiding en invulling geven aan het recht op bereikbaarheid. Daarom moet het OV nu minimaal positie houden en het voorzieningenniveau zich vervolgens weer verder ontwikkelen. Zodat reizigers het OV meer en meer als vanzelfsprekend ervaren, en het daarom ook meer en meer als vanzelfsprekende keuze gaan zien.”
Treffend naar mijn bescheiden mening. Vooral dat het holistische karakter van het OV wordt benadrukt; het gaat immers niet alleen om treinen en bussen, maar om een brede set van doelen en belangen en organisaties die allemaal op enigerlei wijze met elkaar zijn verbonden rondom OV. Mede die brede voetafdruk maakt het OV “vanzelfsprekend”.
De praktijk is natuurlijk weerbarstig. Corona heeft tijdelijk gezorgd voor minder ov-reizigers. En dan komt de vraag op of we het OV gaan aanpassen naar de huidige behoefte, of dat we investeren in een OV dat voor corona nog gestage en duurzame groei liet zien in aantallen, tevredenheid, omzet, en dergelijke. Overigens, het aantal OV-reizigers neemt nog steeds toe volgens de kamerbrief van minister Heijnen van april dit jaar, maar de reispatronen veranderen, waardoor de vraag verandert. Als we daar niet adequaat op reageren, wordt het OV juist minder “vanzelfsprekend”.
Die weerbarstige praktijk biedt ook kansen. Ik denk vooral aan mogelijkheden van diversificatie in product/prijs combinaties op basis van de veranderende reispatronen. Ook voortschrijdende technische mogelijkheden bieden kansen: nieuwe diensten zoals OVPay zijn een succes en bevorderen eenvoudig toegang tot OV, en maken het OV daarmee ook meer “vanzelfsprekend”.
Het beschikbare geld is niet oneindig. Waar eind 2022 nog een juichstemming leek te heersen met het verdelen van de 7,5 miljard euro uit het mobiliteitsfonds, waarvan de helft voor OV-investeringen, gingen dit jaar ontevreden stemmen op rondom die eerdergenoemde kamerbrief van I&W en het klimaatpakket van EZK. Daarin wordt namelijk niets uitgetrokken om het OV te steunen in hun huidige uitdagingen zoals hogere energiekosten en personeelskosten die de resultaten drukken en om bijsturing vragen. Dat zal zorgen voor interne gerichtheid en herstructurering bij OV-bedrijven en dat maakt het OV gegarandeerd weer minder “vanzelfsprekend”.
Met al onze goede bedoelingen, lukt het ons nog steeds niet om dat OV echt
“vanzelfsprekend” te maken. En dat zou een wake-up call moeten zijn voor alle organisaties die het OV een warm hart toedragen: Ministeries I&W en EZK, OV-NL, NOVB, LOCOV, Rover, ANWB, DOVA, de tientallen OV-vervoerders, KNV, vakbonden, Mobiliteitsalliantie en Logistieke Alliantie, ieder met hun tientallen leden, etc. Al deze partijen (en anderen) vormen samen het Nederlandse OV systeem. Een systeem dat sterk digitaliseert, onderhevig is aan typische “wicked problems of society” in een “vuca” omgeving. En dat zijn precies de kenmerken die roepen om een ecosystemische samenwerking. Als deze partijen, en andere betrokken, zich zouden richten naar een echte ecosystemische samenwerking, dan wordt naar mijn bescheiden mening de basis gelegd van een duurzame samenwerking aan een duurzaam succesvol OV: een “vanzelfsprekend” OV.
Zie deze blog vooral als een uitnodiging om het gesprek aan te gaan.